Frans Brocatus

IK HEB DE HELE DAG

 

van je gehouden. Ik waadde door korenvelden

en voelde de hartslag van kraaien. In metalen

licht stak ik glinsterende velden over. Geen steek

heb ik laten vallen, hazen ritselden in hun legers.

 

Boomkruinen schoven in en over elkaar en achter

ons huis waaide de wind in de hemden aan de waslijn.

Op het bed had je frisse, windgedroogde lakens gelegd,

ik hoorde je vuurrode lach, maakte mijn broeksriem los.

 

En terwijl de avond zijn lang ingehouden adem

uitblies hield ik verder van je. Een wandelaar met hond

zag later de roerloosheid van onze kamer.

 

En terwijl de nacht rees en daalde met jouw borsten

bleef ik naar je kijken. Geen mens woonde in mijn gebergte

en toen ik mijn hoofd losliet viel ik uit onze wereld.

 

(F.A.Brocatus - ongepubliceerd)